Toen ik de basisschool verliet bespeelde ik al veel verschillende instrumenten: Ooit begonnen op de blokfluit, waarbij ik als kind Renaissance muziek al erg mooi vond, werd het daarna gitaar; daarbij nog orgel (eerst harmonium later kerkorgel), piano, accordeon, contrabas (plukkend in een folkgroep) en basgitaar. Tijdens mijn middelbare schooltijd vormde muzieklessen geven mijn belangrijkste bron van inkomsten. Ik werd hiervoor maar al te graag gevraagd door ouders en door het Blindeninstituut Bartiméus.
De behoefte aan professionalisering nam toe en de keus voor een Conservatorium lag voor de hand. Ik mocht door voor piano of gitaar. Het werd het laatste.
Ik was nog niet zo lang met mijn gitaarstudie bezig toen ik ontdekte dat er in het klassieke gitaarrepertoire vaak gebruik gemaakt wordt van getranscribeerde luittabulaturen. Ik kon de verleiding niet weerstaan luit als tweede hoofdvak erbij te nemen en ben dan ook in beide richtingen afgestudeerd.
Na mijn studies aan het Conservatorium volgde ik nog enkele masterclasses bij zeer goed bekendstaande musici in mijn vak. Overigens waren er in mijn tijd geen studiemogelijkheden buiten de klassieke muziek, zoals bijvoorbeeld jazz, pop, flamenco, wereldmuziek, etc. Kennis op dit gebied moest ik mij door zelfstudie eigen maken.
Als docent op de muziekschool van Alphen aan den Rijn heb ik jarenlang de muziektheoretische vorming van alle leerlingen, die graag naar het Conservatorium wilden, op mij genomen. Muziektheorielessen geven is een interessante kant van mijn werk. Vele professionele muzikanten zijn ooit bij mij begonnen met het volgen van muziektheoretische vakken. Maar als belangstellende amateur ben je ook van harte welkom.
Iets anders dat mijn bijzondere belangstelling heeft op muziekpedagogisch gebied is het probleem van de partiële leerdefecten. Het is aardig te ontdekken dat kennis hieromtrent niet alleen aan mensen met een beperking ten goede komt maar ook aan hoogbegaafden met hun eigen leerstrategie.